Nieuwe termijn voor ontslag op staande voet

Nieuwe termijn voor ontslag op staande voet

Nieuwe termijn voor ontslag op staande voet

Sinds 1 juli 2015 is een nieuwe termijn voor ontslag op staande voet van toepassing. Een werknemer moet namelijk binnen twee maanden de rechter verzoeken het ontslag op staande voet te vernietigen via een verzoekschrift.In het oude ontslagrecht kon een werknemer het gegeven ontslag op staande voet binnen zes maanden vernietigen zonder tussenkomst van een rechter. Vecht de werknemer het ontslag op staande voet niet aan of pas na twee maanden dan blijft het ontslag op staande voet van kracht en is er niets meer aan te doen. De wetgever heeft de termijn verkort, zodat op korte termijn duidelijkheid en rechtszekerheid ontstaat voor de werkgever. Werknemers moeten dus de termijn van twee maanden goed in de gaten houden, want wacht een werknemer te lang is het te laat.

In het nieuwe ontslagrecht geldt nog steeds dat het ontslag op staande voet “onverwijld” moet worden gegeven.  Dit betekent dat het ontslag op staande voet zo snel mogelijk moet worden gegeven. De werkgever laat hiermee zien dat de reden van ontslag dermate ernstig en dringend is dat hij de arbeidsovereenkomst geen dag langer wil laten voortbestaan.

Uit een recent voorbeeld bleek dat een ontslag op staande voet verkeerd afliep. Werknemer werd op 2 oktober 2015 op staande voet ontslagen. Werknemer protesteerde onmiddellijk per sms tegen het ontslag op staande voet. Vervolgens is door de advocaat van de werknemer een dagvaardingsprocedure gestart en heeft een wedertewerkstelling en doorbetaling van het salaris gevorderd. Voor 1 juli 2015 was dit zeer gebruikelijk, echter vanaf 1 juli 2015 dient een verzoekschrift tot het vernietigen van het ontslag op staande voet te worden ingediend bij de rechter.

De advocaat realiseerde zich kennelijk dat geen verzoekschrift was ingediend waardoor de advocaat op 4 december 2015 de rechtbank verzocht om de zaak te behandelen als een verzoek tot vernietiging van de opzegging en/of de dagvaardingsprocedure om te zetten in een verzoekschriftprocedure. De rechter oordeelde dat werknemer geen verzoek tot vernietiging van het ontslag binnen twee maanden had ingediend, waardoor de termijn was geëindigd. Tevens wees de rechter het verzoek om de ingediende dagvaarding te behandelen als een verzoekschrift af. De rechter oordeelde dat uit de dagvaarding kon worden afgeleid dat de werknemer het ontslag op staande voet wilde vernietigen, maar de vordering in de dagvaarding ontbrak. De rechter achtte het aannemelijk dat de bodemrechter, wegens het niet (tijdig) indienen van een verzoek tot vernietiging, het ontslag op staande voet in stand zou laten waardoor de voorlopige voorzieningen werden afgewezen.